Met onze levensstandaard is het moeilijk om de middeleeuwse samenleving in Antwerpen in te beelden.
Die samenleving leefde van landbouw, handel, karige productiemiddelen en verbruiksgoederen. De arbeid werd gereglementeerd door gilden en ambachten.
De economische ommekeer in het begin van de l 6de eeuw betekende de teloorgang van de handgeweven lakenindustrie, de belangrijkste rijkdom voor onze gewesten. De Engelse en Franse concurrentie, dat dezelfde kwaliteit bood maar goedkoper was, stortte de Vlaamse lakenindustrie in een economische crisis. De stijging van de prijzen van de voeding deden de ontberingen en ontevredenheid van de bevolking nog toenemen.Wanneer de Antwerpse wevers zich buiten de stad gingen vestigen, waren zij niet meer onderworpen aan de voorschriften van de gilden en namen de moeilijkheden nog toe.
Zo ontstond op het platteland een industrieel proletariaat met een werkloos geworden stadsproletariaat.
In haar christelijke liefdadigheid had de kerk zich in de middeleeuwen vooral ingelaten met de schenkers en veel minder met de behoeftigen.
Het was dan ook eerder in de geest van het mystieke dan vanuit sociale bewogenheid dat gast-, vlucht- en godshuizen werden opgericht. Vaak waren ze langsheen verschillende pelgrimsroutes gelegen.
De behoeftigen werden wel eeuwenlang gevoed, gekleed en geherbergd maar men dacht er niet aan de armoede zelf te bestrijden. De kerk komt wel de verdienste toe om als eerste liefdadigheid te organiseren, maar de overheid nam uiteindelijk deze rol over, niet uit humanitaire overwegingen, maar om de openbare orde te handhaven.

vorige - inhoud - volgende